Slak (Gastropoda)

Slakken vormen een groep weekdieren die meestal spiraalsgewijze gedraaide huisjes dragen. Er bestaan ook slakken zonder huisjes, maar hier worden alleen de huisjesdragende behandeld.

Zoölogische indeling:
Slakken wonen in veel verschillende biotopen en en ze worden dan ook naar deze woongebieden ingedeeld. Zo hebben we b.v. zeeslakken, vijverslakken, wegslakken enz. Wetenschappelijk gezien verdelen we de slakken in drie groepen: voorkieuwers (Prosobranchiata), achterkieuwers (Opisthobranchiata) en longslakken (Pulmonata), maar soms worden ze ook slechts in 2 hoofdgroepen verdeeld, namelijk de Operculata, die aan de voetzool een klein hoornachtig dekseltje hebben waarmee ze hun huisje kunnen afsluiten en de niet-Operculata. Dat is dan dezelfde groep als de longslakken.

Levenswijze:

De meeste slakken kruipen doormiddel van golvende bewegingen van de voetzolen die door spiersamentrekkingen ontstaan. Er zijn echter ook soorten die met behulp van een soort wimpers aan de voetzolen kruipen. Die wimpers grijpen in het slijmspoor dat door de voetklieren wordt geproduceerd. De soorten die zo kruipen bewonen meestal heel vochtige gebieden. Alle slakken scheiden tijdens het kruipen slijm af. Op dit slijmspoor vindt de voet houvast en er wordt voorkomen dat de voetzool te snel slijt of beschadigd wordt. Om zo'n slijmtapijt te kunnen produceren heeft de slak veel vocht nodig. Van de ter beschikking staande vocht- en slijmhoeveelheden hangt voor het grootste deel zijn bewegingsvrijheid af. De landslakken zijn met behulp van de nieren in staat zeer veel vochtigheid in hun weefsel op te slaan. Een extra bescherming tegen uitdroging vormt het slakkenhuis, dat in geval van nood met een slijm- of kalkdeksel wordt afgesloten. Op deze manier kunnen de slakken, ook in heel ongunstige, langere droogteperioden, lang in leven blijven. Bij de waterslakken, die immers geen angst voor uitdroging hoeven te hebben, dienen de huisjes meestal alleen als bescherming tegen de vijanden.

Voeding:
De meeste slakken zijn planteneters. Veel soorten eten verse groene planten, maar er zijn er ook die dode of rottende planten de voorkeur geven. Er zijn zelfs soorten die het liefst schimmels eten. De grotere slakkensoorten eten vaak verbazingwekkende hoeveelheden. De wijngaardslak (Helix pomatia) b.v. eet dagelijks wel tot 6 gr. vers bladgroen en de grote, in Afrika voorkomende Achatina fulica wel 15-20 gram.

Diversen:
De slakken spelen een belangrijke rol bij het rottingsproces van veel plantenmateriaal. Zij maken het klein en daardoor sneller geschikt voor de afbouw door microrganismen.

Back