Papegaai
Vierde onderfamilie
De vierde onderfamilie:
De vierde onderfamilie, Lorinae, omvat de lori's en de honingpapegaaien, de
specht- of dwergpapegaaien, de rozenkopsdwergpapegaai, de kaka's en kea's
op Nieuw-Zeeland en de Australische grasparkiet.
De zes soorten dwergpapegaaien (Micropsitta) zijn slechts 10-11 cm lang en
daarmee de kleinste papegaaien die er bestaan. Ze leven in een gebied dat
zich uitstrekt van Nieuw-Guinea tot aan de Bismarck-Archipel en de Solomoneilanden.
Alle zes soorten zijn bosvogels en hebben een merkwaardige voedingswijze:
ze eten zwammen die ze met hun snavel van rottend hout afschaven en met hun
buisvormige tong opzuigen. Waarschijnlijk eten ze ook kleine hoeveelheden
termieten, korstmossen en zaden.
De vijf soorten van de klasse Opopsitta en de Psittaculirostris zijn kleine
sterke papegaaien met felle rode, oranje, gele, groene, blauwe, zwarte en
witte veren. Deze kleuren vormen dan scherpe contrasten en de vogels zijn
ook niet te overzien. Het zijn bosbewoners met zware, sterke snavels, die
leven van bosvruchten en zaden. De Australische grasparkieten vormt een groep
met ongeveer 30 soorten. De meeste leven op het Australische vaste land, maar
sommige komen voor in Nieuw-Zeeland, Nieuw-Caledonië en op de Genootschaps-eilanden.
De gewone grasparkiet (Melopsittacus undulatus) is een populaire kooivogel.
Hij is de kleinste van alle grasparkieten en leeft uitsluitend in de woestijnachtige
landschappen van Australië.