Gazelle
De gazelle is het prototype van de sierlijke, slanke en snelle
antilope met lange nek, korte staart en zeer sierlijke gang.
Lichaamsbouw:
De gazellen behoren tot de famillie van de Bovidae.
Ze zijn van boven zandkleurig, geelachtig bruin, aan de onderkant wit en ze
hebben een leuke tekening van het gezicht met witte en zwarte strepen. Dit gazellengezicht
ziet men vaak bij andere antilopen en bij gemsen.
Het wit van de onderkant is op de flanken scherp afsgescheiden door het geelachtige
bruin van de bovenkant en bij veel soorten wordt deze afscheiding nog door een
donkere streep op de flanken versterkt.
Ook het wit van de spiegels op het bovenbeen is vaak donker omrand.
De gazellen hebben zeer karakteristiek gedraaide hoorns die van voren liervormig,
en van de zijkant de vorm van een S hebben.
Er zijn ongeveer vijftien soorten echte gazellen, die allemaal min of meer dezelfde
levenwijze hebben.
Levenswijze:
Alle gazellen zijn echte nomaden, en over het algemeen treft men ze aan in drie
verschillende levensvormen: mannetjes met een eigen territorium, roedels van
wijfjes en roedels bestaande uit bokken.
Bij het aanbreken van de droogteperiode trekt de Thompson-gazelle uit Oost-Afrika
naar het westen in de omgeving van het Victoriameer en in oktober keert ze weer
terug. Deze veranderingen vinden plaats in niet al te grote roedels en niet,
zoals bij de met hen meetrekkende zebra's en gnoes, in enorme kuddes.
Een opmerkelijke trektocht maken de kropgazellen.
Ze leven in het noorden van Kazachstan en leggen tegen de herfst de ongeveer
500 km lange tocht naar Oezbekistan en Turkistan af, om in een gebied met wat
minder zware sneeuwval te overwinteren.
De gazellen lopen op wandelsnelheid en tillen tegelijkertijd beide benen van
dezelfde kant op. Bij het springen tillen ze vaak alle vier de benen tegelijkertijd
op. Hierbij krommen ze de rug en buigen ze het hoofd. Deze gewoonte heeft vooral
de springbok, die op deze manier sprongen achter elkaar kan maken van meerdere
meters hoog.
Als een roedel gazellen opgeschrikt wordt, vlucht het eerst 200-300 m en stopt
dan om vast te stellen wat de oorzaak was. Mannetjes met een eigen territorium
vluchten in de regel nooit verder dan tot de grens van hun gebied. De girafgazelle,
ook gerenoek genoemd, vormt een uitzondering. Ze blijft eerst onderzoekend staan
en vlucht dan, zonder te stoppen, tot ze in veiligheid is.
Voortplanting:
De gazellen hebben naar het schijnt geen vaste bronsttijd omdat er in elk jaargetijde
jongen geboren worden. De draagtijd is 170-200 dagen. Na de geboorte verbergt
de moeder haar jongen zorgvuldig en bezoekt ze uitsluitend om ze te zogen; dit
om de aandacht van haar hulpeloze jongen af te leiden.
Het jong wordt dagelijks drie- tot vier keer gezoogd en na het drinken verwijdert
de moeder uitwerpselen en urine. Hoewel het jong met ongeveer vier weken begint
met grazen, wordt het nog drie tot vijf maanden gezoogd. In tegenstelling tot
veel andere antilopen, laten de gazellen geen andere dan hun eigen jongen drinken.