Verspreiding:
Alle zijn aan een gebied met veel water gebonden, zoals grote meren, brede rivieren of de zeekust.
Sommige soorten, zoals de Afrikaanse zeearend, komen in dergelijke gebieden veel voor.
De Pallas-zeearend komt hoofdzakelijk in het Aziatische binnenland voor en is het minst aan water gebonden.
Hij draagt de naam zeearend niet geheel terecht.
De Afrikaanse zwarte arend vindt in Zuid-Afrika meestal klipdassen in overvloed en hoeft het dus geen schapen te doden.
De vorkstaartzeearend komt hoofdzakelijk in Australië voor.
De harpij is zeer groot.
Het vrouwtje kan 7 kg zwaar worden, het mannetje 4-5 kg. In de tropische bosgebieden van Zuid- en Midden-Amerika is hij sterk vertegenwoordigd.
Harpijen zijn gevreesde en ongewoon krachtige rovers.
De Filipijnse apenarend (Pithecophaga jefferyi) bereikt met een lengte van ca.1 m bijna de grootte van de harpij.
Tot de buizerden met beklede loopbenen behoren nog de steenarend (Aquila chrysaetos), de Afrikaanse zwarte arend (Aquila verreauxi) en de gekroonde ruigpoothavik (Stephanoaetus coronatus).
De echte arenden van het geslacht Aquila zijn groot tot zeer groot.
Een van de kleinste is de Wahlbergs arend (A. wahlbergi), tot de grootste behoren de Afrikaanse zwarte arend en de vorkstaartarend.
De vrouwtjes van de beide laatstgenoemde soorten kunnen een spanwijdte van 2-2½ m bereiken en zijn zelfs in staat in verhouding grote zoogdieren, zoals jonge antilopen te grijpen